JULIEN TAMSIN   gemeentearbeider, volksfiguur 'Ko zoender derms'

(29 november 1914- 1 november 1988)


◄ Julien Tamsin in 1965 bij een pas ontdekt middeleeuws beschilderd graf op het kerkhof van Sint-Kruis. De muren werden gelicht en in de vochtige kelders van het gemeentehuis De Zorge gedeponeerd, waar het wegens gebrek aan de nodige conservatie verging en nadien op het stort belandde.
(Foto: WHSK)

 

Op de hoek van de huidige Schaakstraat 73 en het ‘wegeltje’ woonden Julien Tamsin en zijn zus in een klein huisje, dat zij wellicht pachtten aan de molenaarsfamilie De Bruyne. Het wegeltje of molenslagje tussen de Schaakstraat en de Leopold Debruynestraat liep langs hun tuin.

Julien is geboren op 29 november 1914 en werd gemeentearbeider en grafdelver van Sint-Kruis. Omwille van zijn grote en magere gestalte werd hij ‘Ko zoender derms’ (Ko zonder darmen) genoemd. Zijn zus daarentegen was korter van gestalte en breedgeschouderd. Julien sprak iedereen aan die hij ontmoette met de laatste nieuwtjes of bemoeienissen. Hij was een volksfiguur die graag op stang werd gejaagd door scholieren op weg naar of van de basisschool Sint-Henricus, later Onze-Lieve-Vrouwecollege afdeling D, die een ingang in de Keizerstraat had. Met zijn hoge stem riep hij hen dan gesticulerend na.

Ooit kwam Julien Tamsin in de krant bij de vondst van een beschilderd middeleeuws graf op het kerkhof van Sint-Kruis in 1965. Zijn rouwprentje vermeldt: “Met het overlijden van Julien verdwijnt een figuur uit het oude dorp Sint-Kruis. Hij was direct in zijn taal, zelden of nooit om een woord verlegen. Sint-Kruis was zijn wereld, en hij was er door vele, vooral oudere bewoners, gekend met naam en toenaam. Op de dag dat het kerkhof zijn jaarlijkse bloemenweide tentoon spreidde, is Julien heengegaan. Zijn pijn en lijden zijn kort geweest, bijzonder haastig mocht hij overstappen naar de eeuwigheid. Hij die jarenlang als gemeentewerkman, op en rond het kerkhof doende was, kon zich geen mooiere dag indenken om deze wereld te verlaten…

 

Het gezin waaruit hij kwam

Julien en zijn zus Clara kwamen uit een bijzonder kroostrijk gezin. In totaal had vader Petrus Tamsin (Sijsele 1857 - Sint-Kruis 1925) minstens 19 kinderen verwekt. Julien had dus liefst 18 (half)broers en -zussen. Zijn vader was timmerman-wagenmaker. Zijn moeder was Sylvie Goethals (1878 -1963) uit Sint-Kruis. Hun grootouders van vaders zijde waren Amandus Tamsin (Sijsele, 1825, Sint-Kruis 1910) en Anna Maria Timmerman (Oedelem, 1822) die in toenmalig huis nr. 369 in Sint-Kruis woonden. Petrus was weduwnaar geworden in 1899 en huwde in 1902 met Sylvie in Sint-Kruis. Sylvies ouders waren Martin Goethals en Barbara Sneppe die in de Schaakstraat 73 woonden. Sylvie zou er later opnieuw wonen met haar man Petrus en overleed ook in dat huis in 1963.

Het gezin Tamsin-Goethals groeide bijna elk jaar aan: Remi (°1903, timmerman en magazijnier, in 1926 gehuwd met Sidonie Verté), Gentilis (°1904), Bernard (1905-1966, schrijnwerker langs de Maalse Steenweg 564, gehuwd met Julia Ackaert), Germana (°1907), Marcel (°1908), René (°1909), Raymond (1910-1972, gehuwd met Marcella Strubbe), Alice (°1912), Julien (1914-1988) en Albert (1916-1918). Clara (1921-1979) tenslotte was een “achterkomertje”… Er waren dus elf kinderen uit het tweede huwelijk. Het wagenmakersgezin woonde eerst in Male, huis C66 en verhuisde dan naar de Schaakstraat 73.

Naast al die broers en zussen had Julien ook een rij oudere halfbroers en –zussen uit het eerste huwelijk van zijn vader Petrus. Die was namelijk van 1884 tot 1899 gehuwd geweest met Hermine Vervisch (°1859) die op veertigjarige leeftijd overleed in 1899. Hun kinderen waren ten eerste Amandus (1885-1948, in 1909 gehuwd met Pharaïlde Verplancke (°1882) en nadien met Maria Herpelinck en zoals zijn vader wagenmaker, maar dan in de Smulstraat. Zijn zoon André (°1913) werd wagenmaker in Sijsele), de tweede was Leon (1886 – 1941, ongehuwd), de derde Gustaaf (1888-1890), de vierde Marie-Louise (1890 - 1972, in 19013 gehuwd met Edward Pollet), de vijfde Leontina (°1892, in 1918 gehuwd met Gustave Meulebroek), de zesde Joseph (1894-1971, timmerman, in 1917 gehuwd met Magdalena Verplancke (°1894), de zevende Leopold (°1896) en de achtste Julius (°1898, overleden na amper twee maanden). Het jaar erop, op 1 augustus 1899, overleed moeder Hermine zelf en zo werd de vader van Julien weduwnaar.

Vader Petrus was zeer vroom want de meeste kinderen kregen als tweede doopnaam Jozef of Maria. Julien (Ko) had die vroomheid geërfd en had een bijzondere devotie voor O.-L.-Vrouw van Lourdes.

 

Nota: voor genealogen is de familie Tamsin een aardig kluifje, omdat er nog kroostrijke gezinnen Tamsin in Sint-Kruis woonden. Een andere Petrus Tamsin, zoon van Petrus en Monica Wouters, was gehuwd met Regine Snauwaert (°1852), woonde in huis 5C en kreeg tussen 1874 en 1890 negen kinderen. Een Amandus Tamsin (°1829, zoon van Leopold), gehuwd met Maria/Anna Timmerman (°1822) had minstens zes kinderen.

 

(Eric Colenbier, 31 juli 2023)