Kasteel van Male


(Pelderijnstraat 18)

Rita Bossuyt en Eric Colenbier (2023)

Male is een belangrijke historische site voor Vlaanderen. De oudste vermelding van het kasteel dateert uit 1166. Filips van den Elzas (1186-1191), de eerste graaf die effectief in Male verblijft, laat dan een nieuwe kapel bouwen op het grafelijke domein dat er dus al stond. Misschien was het oorspronkelijk een burcht die deel uitmaakte van een verdedigingslinie tegen invallende Noormannen in de negende eeuw. Met Filips van den Elzas wordt Male van een militaire site een residentieel gebouw met politiek en juridisch belang. Ook zijn opvolgers verblijven er vaak.

Foto: E.C. juni 2023

In 1297 wordt de burcht geplunderd door de troepen van de Franse koning, maar in 1302 heroveren de Bruggelingen die. Male wordt tot 1338 de geliefde residentie van de graven, vooral op grote kerkelijke feestdagen. Lodewijk van Male is hier in 1330 geboren als zoon van Lodewijk van Nevers en Margareta van Frankrijk en ook Margareta van Male in 1350 als dochter van Lodewijk van Male en Margareta van Brabant. Margareta van Male huwt met Filips de Stoute, hertog van Bourgondië en bewoont het kasteel.

Na de slag op het Beverhoutsveld in mei 1382 wordt Male nog eens door de Gentenaars verwoest. Margareta van Male en Filips de Stoute bouwen het bakstenen kasteel opnieuw op van 1390 tot 1397: vier vleugels rond een vierkant binnenhof met vier torens op de hoeken en in het midden van elke zijde ook een toren. De huidige poorttoren (donjon) dateert uit die tijd. De vorsten wonen in een Bourgondisch aangekleed pronkkasteel.

In 1453 wordt Male een derde maal belegerd en verwoest door de Gentenaars, nu uit protest tegen de hoge belastingen van Filips de Goede. De hertogen van Bourgondië verkiezen voortaan het Prinsenhof in de beschermde stad Brugge. Daardoor verliest het kasteel van Male zijn status van grafelijke residentie. Er blijven amper twee torens en een woonvleugel over. Het kasteel raakt in verval. Een afbeelding ervan is bewaard op een kaart van de Zwinstreek uit 1501.

▲   Het ‘Casteel van Male’ op de kaart van de Zwinstreek, getekend door Hervy anno 1501, dus nog voor de verbouwing door Lopez Gallo.

Het door Lopez Gallo verbouwde kasteel van Male op de Heraldische Kaart van het Brugse Vrije door Pieter Claeissens de Jonge (1597), links van het wapenschild van Male (een leeuw achter een rood andreaskruis). Het kasteel heeft meerdere torens. Links ervan, aan de overkant van de Zuidstraat of Weg naar Oedelem, is de strijkijzervormige vijver van Male te zien van waaruit de ‘Pupen Wech’ noordwaarts vertrekt richting Damme. Helemaal links op het kaartfragment is de vermelding ‘Pudenbroeck’ te lezen. Het ‘Male Leiken’ kronkelt vanuit het waterzieke gebied Ryckevelde in het zuiden richting slotgracht en loopt dan verder naar Damme.

In 1558 verkoopt de Spaans-Habsburgse vorst Filips II uit geldnood het kasteel en de heerlijkheid van Male en Sijsele aan zijn zaakgelastigde in de Nederlanden, de in Brugge wonende Spaanse koopman en diplomaat Juan López Gallo († 1571), gehuwd met Catharina Pardo († 1580).  Reeds in 1560 laat Gallo het slot opknappen en drie torens restaureren. Die opsmuk moest zijn hang naar luxe, kunst en feestelijkheden dienen. In 1561 koopt de schatrijke Gallo ook de heerlijkheid Vyven van Jacob Adornes. Zo wordt hij baron van Male en Vyven. Hij vermeerdert daarenboven zijn grondbezit met de heerlijkheden Ten Poele (Sint-Michiels) en Voormezele. Male blijft anderhalve eeuw familiebezit, samen met de stadswoning de Zeven Torens in Brugge. Het is die versie van het kasteel die op de kaarten van Pourbus (1574) en Claeissens de Jonge (1649) is afgebeeld.

◄  ‘Castellum de Male’ in 1649 getekend door Sanderus in zijn ‘Flandria Illustrata’, met linksboven het wapen van de familie Gallo, hier correct ingekleurd met zilveren rand en erboven een baronnenmuts.  Als de afbeelding betrouwbaar is, ging het om een imponerend kasteel.

In 1710 worden Male en Vyven gekocht door François baron Claesman, burgemeester van het Brugse Vrije. Hij laat het woongedeelte herinrichten in Franse barokstijl en legt een park aan in Franse formele stijl. Verschillende adellijke families volgen elkaar op. Graaf de Carnin de Staden, de laatste baron van Male, heeft er circa 1800 zijn zomerverblijf en vervangt in 1807 de houten kantelbrug over de walgracht door een permanente stenen brug.

Na zijn overlijden in 1826 blijft zijn weduwe, Marie-Charlotte Joigny de Pamele (†1840) er korte tijd wonen. Daarna komt het slot verder in handen van adellijke families, maar welke is niet zo simpel om te achterhalen en vraagt nog nader ernstig onderzoek. Zo zou François Joseph graaf de Lichtervelde (1775-1863) in 1826 eigenaar of huurder zijn en later Marie Joseph markiezin de La Pierre de Fremeur (1840-1920) uit Doornik, die in 1858 huwt met Ferdinand Charles Marie Joseph graaf de Lannoy (1833-1881). In die periode wordt het kasteel nogmaals verfraaid.

Tekening van wat halfweg 19de eeuw nog restte van het kasteel. De stenen brug is al aanwezig. Datering van de afbeelding is onzeker. Links van de meestentoren lijkt een binnentuin te bestaan en rechts een laag woongedeelte. De slotgracht is breed.

 

In 1891 verwerft Paul de Lemarre (†1911) het kasteelgoed en breidt onder meer de rechterkant van het torengebouw uit met een dienstgebouw en links met lagere  stallingen.

 

Postkaartfoto van voor de verbouwingen door de Pélichy. In de lage aanbouw links zijn nog geen dakkamers met trapgeveltjes noch een schouw voorzien. Het fronton rechtsboven is nog niet verwijderd.                                            ▼

Tijdens de Eerste Wereldoorlog stond het kasteel in 1915 vermeld als eigendom van Fernand en in 1917 van Paul de Lamarre. Het slot wordt opgeëist voor inkwartiering van Duitse officieren en als opslagplaats. In 1920 koopt Charles Marie Joseph baron Gillès de Pélichy (1872-1958) het kasteel als zomerverblijf en voert werkzaamheden uit die het slot opnieuw een middeleeuwse look geven.

Tijdens WO II huizen er eerst Duitse en na de bevrijding Canadese soldaten. In 1946 laat de jongste zoon van Charles, Guido Gillès de Pélichy (1918-1999), het kasteel wat opknappen, maar het blijft onderhevig aan leegstand. Hij stelt het vervallen gebouw in 1952 ter beschikking van de Brugse abdijgemeenschap kanunnikessen van de Orde van het Heilig Graf.

De religieuze orde huurt het kasteel en koopt het naderhand. De zusters laten het kasteel onder leiding van architect Arthur Degeyter  grondig ombouwen tot een abdij. Dat project duurt twintig jaar: van 1952 tot 1972. De structuur van de abdij Sint-Trudo, genoemd naar een verdwenen middeleeuwse abdij in Assebroek, volgt het middeleeuwse grondplan van de burcht. In 1959 wordt de meestertoren (donjon) erkend als beschermd monument en in 1996 volgen de zuid-oostvleugel met hoektoren, de middeleeuwse kelders en de slotgracht, het schepenhuis van Male (naast de toegangspoort) en de schandpaal (pelderijn).

De gemeenschap bloeit en ontvangt studenten en volwassenen voor korte of lange retraites. Wanneer de veiligheidsvoorwaarden dit niet meer toelaten, staat de abdij meer en meer open voor studiedagen, conferenties en lokale evenementen die geld in het laatje moeten brengen. Het onderhoud vraagt namelijk pakken geld. In 2001 komt er een bezoekerscentrum in de hoeve.

Postkaartfoto met de Sint-Trudoabdij in vogelperspectief.

Zicht vanuit de binnentuin. Postkaartfoto.

In 2011 besluit de abdijgemeenschap noodgedwongen te verhuizen. Ondernemer Hein Deprez, medeoprichter van het internationale bedrijf Greenyard, een van de grootste leveranciers van groenten en fruit ter wereld en stichter en topman van de multinational Univeg-groep en van NV Deprez, koopt het kasteeldomein. Zoon Gilles Deprez woont er nu. Grondige restauratie en verbouwingen zijn in voorbereiding.

                                                              

Meer info:

  • https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/77461
  • Beernaert Brigitte en Cardinael Patrick (2011) Brugge Natuurlijk… natuurgebieden, bossen en parken in de Brugse rand, p. 50-55. (uitgave Stad Brugge). (WHSK-bibliotheeknummer 08)
  • Beernaert Brigitte, Braet Johan, Demulder Jan, D’hondt Jan, D’hoore B., Terryn C., Vandamme L & Vanden Berghe (2007) Binnen en Buiten, Winter- en zomerverblijven van de Brugse elite vanaf de late Middeleeuwen,p. 62-63. (WHSK-bibliotheeknummer 6).
  • Berten Jo, Vander Vekens I., Lambert, V. & De Meester J. (2017) Het grafelijk slot van Male (wandeling), Lannoo Tielt. (WHSK-bibliotheeknummer 21)
  • (dom) Botte Xavier (1969), Male, Sint-Trudoabdij. (WHSK-bibliotheeknummer FCJ13)
  • Cornilly Jeroen, (2007) ‘Kastelen in het Brugse ommeland’, In de Steigers, jg.14, nr. 3, p. 87-96. (WHSK-bibliotheeknummer tijdschriftartikels 7).