Opstand in het interneringskamp langs de Brieversweg (september 1944 tot 1951)


In 2016 hield Jos Rondas, oud-voorzitter van onze kring WHSK, een lezing voor onze leden over een dramatisch voorval op zondag 21 januari 1945. Een vluchteling werd door een kogel getroffen en dat leidde tot een muiterij met een massale vlucht van gedetineerden. We geven hier fragmenten van zijn tekst woordelijk weer, weliswaar hier en daar stilistisch wat aangepast en geïllustreerd met de originele illustraties die hij toen aanbood. De tussentitels zijn door ons toegevoegd. Andere illustraties komen uit zijn publicaties.

Jos Rondas schreef in 2003 namelijk samen met Kurt Ravyts twee boeken over Het Interneringskamp Sint-Kruis (I.C.S.K.). Beide boeken vormen deel  IVa en IVb van hun vijfdelige reeks Het Brugse 1940-1945.  Daarin worden het wel en wee in dit kamp beschreven, voorzien van tal van bronnen, lijsten en tekeningen die tijdens het verblijf van het kamp zijn gemaakt door wie er korte of lange tijd verbleef. Beide boeken zijn in onze WHSK-bibliotheek te raadplegen onder de nummers 83 en  84.

Voormalige militaire apotheek

In de jaren 1930 (1939?) kwam er langs de Brieversweg een farmaceutisch legerdepot, een soort megagrote militaire apotheek, met hoofdingang langs de Brieversweg. Onderstaande ingekleurde tekening toont de toestand van voor 1940 en is gemaakt op basis van een plan uit 1951 voor de geplande en op de kaart reeds vermelde kazerne  ‘kwartier Ltz Billet’. (ltz = luitenant ter zee). Het grote aantal magazijnen en barakken valt op. Zijn benoemd: een ‘pomphuis’ met een groentetuintje  langs de Brieversweg, er vlakbij een ‘bakkerij’, een ‘keuken’ en een ‘bureel’.

Interneringskamp (1940 - 1951)

In 1940  viel Duitsland België binnen. De Duitsers namen het depot in beslag en richtten het in als (tijdelijk) gevangenenkamp.

Na het wegtrekken van de Duitsers in september 1944 werd het kamp reeds op 21 september ingericht als tijdelijk interneringskamp voor honderden personen die al of niet terecht verdacht werden van landverraad en collaboratie, in afwachting van hun proces. Sommigen bleven er slechts enkele dagen, anderen jaren.

Het kamp stond vol houten barakken. Ze leken ook binnenin nogal wat op de barakken die we kennen van foto’s van Duitse concentratiekampen. De barakken waren voorzien van beddenbakken, twee meter lang en tachtig centimeter breed. Men had tachtig cm om rechtop te zitten. Aan de overkant van de Brieversweg, rechts van het Mexicostraatje dat naar De Moerkerkse Steenweg loopt, werden de militaire gebouwen gebruikt als cachot voor gestrafte gevangenen.

◄  Aquarel circa 1944 over het interneringskamp door de Oostkampse oorlogsburgemeester Boerewaard die er verbleef  (privébezit familie Declercq)

 Potloodtekening uit het poëzieboek van Jozefien Maresceau: “Na regen komt zonneschijn” (1945)    ▼

Vanaf juni 1948 evolueerde het kamp naar een ziekenkamp omdat het aantal geïnterneerden sterk was afgenomen. De barakken werden ziekenzalen voor geopereerde geïnterneerden. Aalmoezenier pater Monald van Zevenkerken zorgde dat er voor hen een Sociale DIenst, Recreatieve Comités en een volwaardige bibliotheek kwamen. Op 31 december 1950 verbleven in het kamp nog 180 gevangenen en in maart 1951 vijfentwintig met liefst nog tachtig bewakers.

De aanleiding tot de opstand van 21 januari 1945 (Jos Rondas)

Een onderbemand toezicht

Jos Rondas: “Wij gebruiken hier woordelijk “concentratiekamp”, het woord voor een gesloten kamp, waar politieke en gevaarlijk geachte of gestrafte personen gevangen worden gehouden. Deze bewoording werd vanaf de ingebruikname van dit gewezen militaire kamp (1939 Depot) als verzamelplaats voor van collaboratie verdachte medeburgers gebruikt. Dat lezen wij ook  in een wachtverslag opgemaakt door de postoverste 1Ste Sergeant-Majoor Penel, die van wacht was in de nacht van 28 op 29 september 1944.  Later en meerdere malen komt in de wachtverslagen het woord  concentratiekamp voor, zoals dat van 2 op 3 oktober 1944. Het kamp was toen bewaakt door 31 man, waarvan 17 behorend bij het Onafhankelijkheidsfront OF-FI.

De bewapening bestond toen uit 2 mitrailleurs en 17 geweren, wat onvoldoende bleek bij een opstand van 2000 landverraders om ze in bedwang te houden.  Daarenboven was de wachtsterkte bij nacht onvoldoende!

De militaire bewaking buiten het kamp werd regelmatig versterkt door leden van de “weerstand” zoals de wacht van 14 op 15 oktober 1944: toen waren er slechts 22 infanteristen en 14 mannen van de Weerstand onder het bevel van de officier Dujardin.

De ongerustheid over het gebrek aan tuchtvolle militairen en hun bewapening, ging hem niet zozeer om de landverraders te bewaken, waarbij men al te vlug vergat dat er steeds meer geïnterneerden aanwezig waren. Dagelijks veranderde het aantal: dagelijks werden er in vrijheid gesteld door de auditeurs omdat ze meer verdacht werden van incivisme.  De bezorgdheid ging er toen vooral om de communistische dreiging in de binnenlandse politiek, die in het kamp sterk aanwezig was!  Men vreesde toen voor een burgeroorlog.  Vandaar dat de weerstand zou ontwapend worden.  Wie als lid van de weerstand wilde overgaan naar het “Belgisch Leger” kreeg daarvoor alle faciliteiten.”

Ongeregeldheden troef

“Vrij spoedig zouden er muiterijen de kop opsteken, dit alles georkestreerd door de aanwezige gedetineerden.  Het potje zou dan ook snel overkoken.  Er waren talrijke ontvluchtingen en ze hadden allen een goede reden daartoe, zoals het gebrek aan voedsel en de slechte hygiënische toestanden die er heersten.  Ziekten staken de kop op en men vreesde voor een epidemie, zoals TBC, schurft en diarree.  Het lange wachten op berechting, de uitspraak van de krijgsraden en ook de veel voorkomende molestatie van de vrouwen bij hun bezoek aan het concentratiekamp, het verduisteren van de meegebrachte pakjes voedsel, tabak e.a. zaken.  Dit alles zou zijn tol eisen.

De burgerlijke bewaarders (gevangeniswezen) konden het ergste vermijden en het gevangenisregime werd er zo vlug als kon ingevoerd.  De interne diensten van justitie bestonden al vlug uit 14 administratieve personeelsleden, van directeur tot bediende. 50 bewaarders, waaronder 5 vrouwen, werden er ingezet. 

Reeds voor de bewuste 21ste januari 1945 hadden er zich al  vele gevallen van muiterij en insubordinatie voorgedaan. Ontsnappingen werden er een sport.  Het was bovendien vrij gemakkelijk voor sportieve mannen en vrouwen met lef dit te ondernemen, al was het maar om enkele dagen bij vrouw of lief, man of kinderen te verblijven.  Velen kwamen toen spontaan terug omdat het buiten het kamp voor hen niet doenbaar was: alles moest ineens op de bon gekocht worden, hun huis en bezittingen vervuild, afgebrand of gestolen.

En ja, er werd dan ook bevel gegeven aan de wachters, meestal militairen, rijkswachters of politieagenten, strenger uit te kijken naar ontsnappingspogingen. Hun werd het bevel tot vuren vanuit de “Mirador” opgedragen. De wachten van het interneringskamp waren agenten of militairen.”

De miradors

“De Miradors waren twee torens buiten het kamp die er reeds stonden van toen de Duitsers er toezicht hielden. Zo’n observatiepost werd ‘mirador’ genoemd, naar het Latijnse ‘mirare’ of het Spaanse ‘mirar’: aandachtig bekijken of opmerken. De afbeeldingen tonen hoe de miradors gebouwd waren: houten constructies die hoog uittorenden boven de barakken en gebouwen van het kamp.

De illustraties laten duidelijk zien waar zij zich bevonden: in een open zone buiten het door prikkeldraad omheinde kampcomplex, tussen het kamp en de Maalse Steenweg.

Eén toren is te zien op een pentekening over het mannentoilet in open lucht, vlak bij de prikkeldraad, eigenlijk een greppel met een balkconstructie om op te zitten. Op de achtergrond, schuin achter barak ‘H’ zien we de mirador bij de noordoosthoek van het kamp.  Vanuit die toren viel het fatale schot op de ontsnappende Lodewijk Lombaert op 21 januari 1945. (illustratie S.31 in deel IVb, p. 336, tekening van P.V. - JR).

Dezelfde toren is ook te zien op de foto van dr. Paul Vandenbon (zie hieronder) uit eind 1944 waarop twee Belgische jeeps buiten het kamp op het oefenveld tussen het kamp en de Maalse Steenweg rijden.  De plaats waar Lombaert viel, situeert zich tussen de jeep en de burger die voor de prikkeldraad nabij barak H staat te kijken.

Een tweede toren bevond zich bij de zuidoosthoek van het kamp. Die zien we op een potloodschets van de hand van Ludo Vande Kerckhoven, kunstschilder en gewezen oorlogsburgemeester van Oostkamp.  Ik vond de schets (S24) in het poëziedagboek van mevrouw Jozefien MARESCAU dat zij mij tijdens mijn onderzoek toevertrouwde. Zij was geïnterneerd in het ICSK als jonge onderwijzeres.  Dat bewijst ons dat poëzieboeken er toegelaten werden. Ze deden de ronde om zoveel mogelijk tekeningen, gedichten en anekdotes in te verzamelen; informatie over het lief en leed en natuurlijk veel satire kleurden deze tijdsdocumenten.”

Een vluchteling neergeschoten op zondag 21 januari 1945

“Welke de consignes tot schieten op vluchtelingen waren, kon ik niet met zekerheid achterhalen.  De wachters op de twee miradortorens die buiten de prikkeldraadafspanning stonden opgesteld, waren bewapend met één mitrailleur per mirador. 

Het zal er wel als volgt gebeurd zijn; één sommatie “Halt of ik schiet!”  en dit misschien meerdere malen herhaald. Vervolgens één schot in de lucht en indien dit alles niet hielp, het uiteindelijke schot (of schoten) dat fataal, kwetsend of op niets uitdraaide!  Stel je even voor: men moest reeds een geoefend schutter zijn om met een geweer die man of vrouw zodanig te raken dat de vluchtpoging onderbroken werd.  Gedurende de tijd tussen het eerste schot in de lucht en het herladen van het geweer (geen automatisch geweer Lee-Enfield of Mauser) om een tweede schot af te vuren, was de vogel zeker al gaan vliegen! In ons verhaal kwam het schot echter uit een mitrailleur die een vluchteling wel kon uitschakelen, zoveel is zeker. Hoe is dat gebeurd?

Gebruik makend van de zondagsrust die er op zondag 21 januari 1945 heerste, koos de collaborateur Lodewijk LOMBAERT uit de barak K1, waar de TBC-patiënten thuis hoorden, de vlucht via de prikkeldraadafsluiting gelegen achter de barakken H en I.  Hij deed dat echter in de buurt van de mirador, die bemand was met een gewapende wacht.  Deze wachter had er een goed zicht op zijn omgeving. 

Het was bovendien putje winter en er lag nog altijd sneeuw verspreid over het landschap.  Verder natuurlijk geen hoge begroeiing en dus geen enkele bescherming om uit het gezichtsveld van de wachter te blijven. De afstand tussen de prikkeldraadafscherming, als eerste hindernis, en de verder gelegen huizen beliep echter wel een honderd meter en dit was een tweede hindernis die men moest nemen. Dit was veel te ver om gedurende de dag deze vluchtpoging te wagen. Ziek zijnde (TBC), en geen zicht op een effectieve behandeling daarvoor, moet de nood wel zeer hoog geweest zijn bij de vluchteling om dit alles te wagen. Vragen komen daarbij op. TBC-lijder, ziek, ondervoed en ten einde raad zijnde het open landschap kiezen waarin een vluchtpoging gedoemd was te mislukken… dit alles wijst volgens mij op een zekere zelfmoordpoging…

Het neerkogelen werd zeer vlug rondgebazuind en men had ook mitrailleurvuur waargenomen. Komt daarbij dat de gekwetste doorheen het kamp gedragen werd naar het wachtlokaal dat was gelegen aan de Brieversweg.”

De grote ontsnapping

Het drama was als olie op het vuur. Op p. 168 en 169 van het boekdeel IVb citeren Rondas en Ravyts uit het wachtverslag van bestuurder Van Hecke, gedagtekend 22 januari 1945 wat er volgde op het accident:

“De nacht ervoor hadden zich als 17 ontvluchtingen voorgedaan. Gedurende de voormiddag was alles rustig gebleven. Met de middag waren al de geïnterneerden opgesloten in hun respectievelijke barakken. De vrouwen hadden, als naar gewoonte, wandeling gehad van 13 tot 14 uur zonder incidenten.

Om 14 uur was niemand buiten.

Om 14.30 uur werden de mannen uit de barakken K1 -K2-M-P-L1 en L2 gelost om naar het lof te gaan in de kapel (hangar G). Rond 14.45 uur is de genaamde Lombaert Lodewijk geboren te Koekelare op 8 maart 1899 en wonende te Eernegem, Statiestraat 77f uit de barak K1 (teringlijders) er in gelukt te ontsnappen langs wachtpost 3 door overklimming van de dubbele omheining. Doch werd getroffen door een kogel en stortte enkele meters verder ten grond. Er werd seffens hulp geboden.

Dit treurig voorval werd echter opgemerkt door andere geïnterneerden en vooral door degenen die nog opgesloten zaten in de dichtbij gelegen barak H.I.V.

◄  Plan van het kamp waarop Jos Rondas de situatie op zondag 21 januari 1945 aanbracht. De rode omcirkelde stip bij de gele lijnen (afsluitingen-doorgangen) bovenaan rechts toont de plaats waar Lombaert neerzeeg.

(boek IVb, p. 326-327, bijlagen. P.B. Muiterij, 21 januari 1945 (zondag).

Volgens de verklaringen van de hulpbewaarders J. Coremans en W. Bocher die zich in dit kwartier van het kamp in dienst bevonden, zijn de bewoners van voornoemde barakken, bij het horen dat een man getroffen was , in woede ontstoken, hebben de panelen van de deuren ingestampt, zijn naar het bijgelegen hek aan de H gelopen, de enen om te gaan zien naar de gewonde, de anderen, onder druk van de ontroering en natuurlijk opgestookt door sommige slechte elementen. Er had terstond een samenscholing plaats, het hekken werd afgerukt, de bewaarders en de toegesnelde rijkswachters waren onmachtig om de ontvluchtende groepjes geïnterneerden te weerstaan en konden niets anders dan machteloos toezien.  (....)  In de nabijheid van de afgerukte poort had nog een grote menigte geïnterneerden samengeschoold. Maar in korte tijd zijn wij er dan (met hulp van bijgeroepen rijkswacht, politie, de Civil-Affairs en MP-sectie, nvdr.) in gelukt de oplaaiende gemoederen te bedaren en allen naar hun barak te doen terugkeren (S. 68). Een veertigtal ontvluchten werden in de omgeving aangehouden en ‘s avonds teruggebracht.”

De bestuurder begrijpt de dieperliggende frustraties die de eigenlijke grondslag waren van de opstand en schrijft verder: “... de oplaai ligt veel dieper. Er heerst in het hart van de geïnterneerden ontmoediging omdat zij geen gang zien in hun zaak, ontmoediging die evolueert tot verbittering omdat - zo luidt de algemene klok - “zij door niemand onderhoord worden, omdat al hun aanvragen aan het Auditoraat zonder gevolg blijven en omdat… de leiders vrijkomen en de kleine blijven zitten.”

Rondas kreeg een uniek schilderijtje in handen waarop de geïnterneerde kunstschilder Boerewaard uit Knokke, kort nadien deze weergave van de opstand maakte. We zien de vernielde ingang met links blok H met erachter de mirador.  Centraal krijgen we zicht op het oefenveld achter de prikkeldraad en de Maalse Steenweg waarlangs enkele huizen en herbergen stonden. Enkele van de minstens 80 ontsnapten gingen er een pintje drinken en keerden dan gemoedelijk terug naar het kamp. In totaal keerden 31 mannen en vrouwen vrijwillig terug.

Hoeveel ontsnapten effectief?

Hoeveel personen toen effectief gevlucht zijn, is niet duidelijk. Er bestaan namelijk meerdere lijsten van, afhankelijk van de snel teruggekeerden. Het effectieve aantal probeerde Jos Rondas af te leiden van het dagverslag van die zondag 21ste januari 1945:  ‘s Morgens waren er 2138 mannen en 283 vrouwen op het appel,  ’s avonds  slechts 2022 mannen en 277 vrouwen. 

“Zouden er dan 111 mannen en zes vrouwen ontsnapt zijn?”, vraagt Rondas zich af.  “Merkwaardig is dat er in de tabelopmerkingen geen melding wordt gemaakt van de 111 mannen en de zes vrouwen die bij het avondappel ontbraken? Het kon ook zijn dat na de schermutseling de ergste heethoofden en aanstokers tot de feiten waren geïsoleerd en afgevoerd naar gevangenissen (cellen).  Er waren namelijk ook strafcellen aanwezig in het concentratiekamp. Daar werden gestraften regelmatig op water en brood geplaatst. Daar werd ook spitsroeden gelopen. Het zal wel een mengeling geweest zijn van al het hier aangehaalde.                                 

Van dan af verbeterden de levensomstandigheden, het regime werd menselijker en de wettelijke gang van zaken via Justitie kregen hun beloop. Na die fatale zondag 21 januari 1945 werd er in het I.C.S.K. (hier dus geen concentratiekamp meer genoemd) nooit meer naar een vluchteling geschoten.”

De dagen en nachten nadien waren er nog meerdere individuele ontsnappingen vanuit de overtuiging dat men geen tweede keer zou durven schieten. De beschadigde poort en de gesloopte stukken omheining maakten het hen gemakkelijker. Telkens wordt gesproken van het ‘Maleveld’ waarlangs ze naar de Maalse Steenweg liepen. Het echte Maleveld ligt niet daar, maar misschien werd het militaire oefenveld toen ook Maleveld genoemd, naar de aangrenzende steenweg naar Male…

Ook later deden zich nog meerdere opstandjes en ontsnappingen voor, maar daarvoor verwijzen we naar desbetreffende boeken van Rondas en Ravyts.

De medische zorgen verleend aan Lombaert

Rondas vertelt: “Ik kreeg een afschrift van een getypte brief in handen met onderaan de handgeschreven naam van gedetineerde dokter in de geneeskunde  nl. Julien Seurynck. Hij brengt in zijn brief verslag uit van zijn zorgen die hij had verleend aan de neergeschoten Lodewijk Lombaert. Het was de gedetineerde infirmier Julien Pijck die de dokter had verwittigd van het voorval.

Ik die teken, Seurynck Julien, dokter in de geneeskunde, verklaar mijn zorgen verleend te hebben aan de gewonde Lombaert Lodewijk, uit Barak K1 (TBClijders), gekwetst bij een ontvluchtingspoging uit het Interneringskamp van St.Kruis, op heden zondagnamiddag den 21 januari 1945, en dit in volgende omstandigheden. 

Ongeveer te 14.45 uur hoorde ik een machinegeweerschot komende uit de richting van de observatiepost gelegen achter Blokken I en H. Geroepen door de heer Pyck Julien, om de zorgen te verleenen aan de gekwetste, ben ik met hem naar de uitgangspoort nevens de barak I gegaan (na order gegeven te hebben een draagberrie en verband bij te halen) en alwaar wij eerst niet doorgelaten werden.  Na aandringen werd ons dan toch doorgang verleend.

Bij den gekwetste gekomen, waren aldaar aanwezig drie wakers en de 2 aalmoezeniers.  De gekwetste had een zeer zwakke pols, met zeer bleek geelvochtige gelaatskleur.  Hij was getroffen door een kogel in de linker bil en had tamelijk veel bloed verloren op twee plaatsen op enkele meters afstand.  De bloeding werd tijdelijk gestremd door afsnoeren met een verband.  Daarna werd hij gedragen door 2 bewakers, de 2 paters en mijzelf – bij gebreke aan een draagberrie, - naar het wachtlokaal vooraan in het kamp.  Aan den Brieversweg gekomen, hebben wij den gekwetste kunnen verder dragen op de draagberrie.  In het wachtlokaal werd de gekwetste verder onderzocht door Dr. Moureaux en mijzelf.  De gewonde vertoonde een schotwonde in de linker bil.  De kogel is langs achter in de bil gedrongen op 10 cm van de onderste boord van het zitvlak.  De ingangswonde vertoonde duidelijke tekenen van verbranding.  De uitgangswonde, zeer duidelijk afgerond, was gelegen op de voorste zijde van de dij, ongeveer in het midden.

Na het reinigen en ontsmetten der wonde werd een noodverband gelegd.  De tijdelijke afsnoering werd ter plaatse gelaten.  Gezien de shock-toestand van den gekwetste, werd een inspuiting van morfine en kamferolie toegediend, en werd er voor verwarming gezorgd.  Intusschen werd de ambulantiewagen uit Brugge telefonisch aangevraagd en een kort verslag opgemaakt voor het Hospitaal over de gedane behandeling.

Waren behulpzaam:

1° bij het verdragen: 2 wakers, 2 paters, Julien Pijck en dr. Mouraux en Seurynck

2° voor het aanbrengen van berrie en verbandmiddelen: de verplegers  Frans Pijck, Fernand Cuvelier en Marcel Ijzerentant.

3° voor de medische hulp: Dr. Moureux en Dr. Seurynck"

getekend Dr. Julien Seurynck Sint Kruis den 21 januari 1945.